Niverance - deel 2
Welkom bij het vervolg van Niverance. We gaan verder waar we gebleven waren. Bedankt voor het lezen en we hopen dat je er weer van geniet.
Deel 2: hoofdstukken III en IV
Hoofdstuk III — De terugslag
Die nacht vond ik nog een oud bandspoortje in de map. Iemand had er 'NIV-CONF 05/78' op geschreven.
Ik had geen toestel om het af te spelen, maar oud-collega Marc uit het media-archief had dat wel. Ik belde hem. Hij nam meteen op.
“Wat heb je gedaan?” vroeg hij zonder begroeting. Zijn stem trilde.
“Wat bedoel je?”
“Ze hebben mijn toegangsbadge gedeactiveerd. En ik kreeg een bericht over een externe interferentie met niet-gevalideerd materiaal. Wat heb jij geopend?”
Ik voelde hoe het bloed uit mijn gezicht trok.
Zelfs de melding over mijn eigen archiefblokkade was nog voorzichtig geformuleerd. Maar Marc kreeg al sancties omdat ik een map had gelezen?
Ik besloot te liegen.
“Geen idee, Marc. Misschien een fout in het systeem.”
Er viel een lange stilte.
Toen fluisterde hij:
“Kom morgenvroeg. Vóór iemand me verbiedt om je nog te helpen.”
Het bandfragment klonk als ruis, maar na enkele seconden kristalliseerde er een stem uit:
“…Nous confirmons que l’expérience Niverance ne peut être prolongée.
Le ministère exige la normalisation complète des structures locales avant l’hiver.
Toute déviation sera considérée comme séditieuse.”
Daarna gekraak. Dan gefluister:
"...Ils ne comprennent pas… Ce n’est pas un modèle. C’est un état. Dès que tu le nommes, il disparaît."
Een tweede stem viel in:
"Alors nous nous taisons. Comme ils l’ont fait."
Het fragment stopte abrupt.
Marc keek me aan, bleek en strak.
“Dit is onderzoek dat verboden werd vóór iemand het begreep.”
De blokkeerberichten stapelden zich op. Eerst mijn universiteitsaccount, dan mijn toegang tot de bibliotheek, daarna mijn visum voor het internationale veldwerk. De mailtjes waren kort, neutraal, bureaucratisch blind:
'Toegang tijdelijk opgeschort. In afwachting van verificatie.'
Maar ik kende dit patroon.
Dit was geen verificatie. Dit was stelselmatige isolatie.
Ik legde de map weer op tafel. Het beige karton leek donkerder dan gisteren, alsof het vocht uit de lucht had geabsorbeerd.
Toen gebeurde het weer.
Een zin in de notities van Berthoux — die ik de avond voordien uit mijn hoofd kende — stond er nu anders:
'Ils ne se cachaient pas. C’est nous qui avons cessé de voir.'
Een logische zin. Maar ik wist honderd procent zeker dat hij gisteren niet op de pagina stond.
Ik voelde geen angst.
Eerder een vreemd soort kalmte.
Alsof de map mij niet achtervolgde, maar uitnodigde.
Ik nam een stift en schreef bovenaan de pagina:
'NIVERANCE – Ce qui reste après la rupture.'
Op dat moment, alsof het getimed was, ontving ik een kort bericht op mijn telefoon. Geen afzender, alleen een nummer uit de regio Loire-Atlantique.
Het bericht bevatte maar één zin:
'Vous n’êtes pas le premier à le voir réapparaître.'
Hoofdstuk IV — De postkaart
De volgende dagen was ik onrustig.
Ik werkte verder met wat ik had: de map, de notities, het bandfragment, de onlogische verschuivingen in de tekst.
Op donderdag, bij het openslaan van de map, lag er iets tussen de pagina’s dat er de dag voordien niet had gezeten:
een oude, zwart-witte postkaart van een houten steiger die uitmondde in een mistig meer.
Op de achterkant stond een adres, met potlood geschreven:
Lieu-dit ‘La Virette’
44310 Saint-Philbert-de-Grand-Lieu
Daaronder:
“Ne cherchez pas la communauté. Cherchez ce qui reste.”
Is er iemand in mijn appartement geweest?
Ik besloot te vertrekken. Niemand die mij kon verhinderen eens ter plaatse te kijken.
Het gehucht lag aan een kronkelende weg die door vochtige dennenbossen liep.
De huizen waren klein, laag, bijna in de aarde gedrukt.
Alsof ze wilden verdwijnen zodra je je blik afwendde.
Aan het eind van de zandweg stond een vrouw, met haar hand leunend op een hek dat er tegelijk oud en nieuw uitzag.
Ze keek naar mij alsof ze me verwachtte.
“Vous venez pour ce qui n’a pas été écrit?,” vroeg ze.
Ik knikte. Ik weet nog altijd niet waarom.
Ze opende het hek zonder een woord meer te zeggen en liep voor mij uit, tussen rietvelden door.
Het water van Grand-Lieu lag vlak achter de bomen, glanzend als een glazen tafelblad.
We stopten bij een oude, vervallen stenen fundering: de contour van een verdwenen structuur.
De vrouw wees naar de grond.
“C’était le centre,” zei ze. "Mais un centre qui ne se reconnaissait pas lui-même."
Ik vroeg haar of ze wist wat 'Niverance' betekende.
Ze glimlachte, maar het was geen vriendelijk gebaar — eerder gefrustreerd, alsof ik de zoveelste nieuwsgierige toerist was.
"Niverance n’est pas un lieu,"
"C’est ce qu’une communauté conserve lorsqu’elle refuse de se laisser fixer," antwoordde ze.
Ik wilde verder vragen, maar ze stak haar hand op.
"C’était ici.
Mais seules les choses qui n’ont pas été fixées ont survécu.
Vous comprenez cela, n’est-ce pas?".
Ik probeerde het te begrijpen.
En toen zag ik het: een half overwoekerd houten bord in het gras, nauwelijks zichtbaar.
Er stond één woord op, bijna uitgewist door tijd en weer:
N I V E R A N C E
Ik knielde neer.
Het hout voelde warm.
Toen ik opkeek, was de vrouw verdwenen.
© 2025 Grijze Sater — 6 december 2025.
Redactionele ondersteuning: ChatGPT.
Maak jouw eigen website met JouwWeb